Barend Cohen


Hij werd geboren te Gent in België op 25 september 1883. Zijn vader Samuel Cohen  was afkomstig uit Breda maar verbleef als reizend koopman met zijn gezin veelvuldig voor enige tijd in Goes, Brussel, Vlissingen of andere steden. Toen het gezin in 1883 voor korte tijd in Gent verbleef werd Barend Cohen geboren. De wijd vertakte familie Cohen uit Breda was door huwelijken vermaagschapt met vele andere joodse families die in Breda woonden (Levie, Jacoby, Van Stratum, Van Bueren e.a.). Als jongeman moest hij de kost verdienen als borstelmaker, waarschijnlijk in het fabriekje van Mozes Philip Cohen op de Haagdijk. Op jonge leeftijd heeft hij de opkomst van de SDAP in Breda meegemaakt en sindsdien was hij een enthousiast aanhanger van de sociaal-democratische idealen. Door opvolging kon hij in 1921 zijn entree maken in de Bredase gemeenteraad. Maar er verstreken enige maanden voordat hij daadwerkelijk aan de beraadslagingen kon gaan deelnemen. Eerst moest onomstotelijk worden vastgesteld dat  hij de Nederlandse nationaliteit bezat en moest hij een bewijs van zijn Nederlanderschap overleggen. Daarmee verstreken drie maanden maar op 30 juni 1921 kon hij de eed als lid van de gemeenteraad van Breda afleggen.
Al twee maanden later kwam hij in conflict met het gemeentebestuur. Barend Cohen had een correspondent van het socialistisch dagblad "Het Volk” meegenomen naar de leeszaal op het gemeentehuis waar gewoonlijk de stukken voor de volgende vergadering van de gemeenteraad voor de leden ter inzage liggen . Dit was niet de eerste keer dat Barend Cohen van onreglementair gedrag werd beschuldigd.
Barend Cohen is er meerdere malen getuige van geweest dat jonge mensen voor kleine overtredingen op straat schijnbaar willekeurig  door Bredase politieagenten werden bekeurd. In de vergadering van 22 oktober 1921stelde hij deze kwestie aan de orde en vroeg aan de burgemeester, hoofd van de politie en voorzitter van de gemeenteraad, om deze zaken toe te lichten. Toen hem te verstaan werd gegeven dat hij niet geacht werd zich met dergelijke zaken te bemoeien ontstond er een heftig debat tussen enkele academisch geschoolde raadsleden waaronder de burgemeester en het nieuwe onervaren raadslid. Barend Cohen liet zich in de discussie te veel leiden door emoties en hartstocht. Daarbij nam hij niet alle parlementaire vormen in acht zoals die in de Bredase gemeenteraad golden. De verslaggever van de Bredasche Courant schreef hierover: "De Heer Cohen is nog een nieuweling, met alle respect voor zijn ijver en goede wil”. Barend Cohen kreeg de goede raad zich voortaan minder driftig en opvliegend te gedragen .
Na dit eerste ongelukkig optreden ontwikkelde hij zich tot een gewaardeerd doch uiterst kritisch lid van de gemeenteraad. In 1923 werd hij herkozen als gemeenteraadslid . Onderwerpen die zijn bijzondere belangstelling hadden waren de gemeentelijke geneeskundige dienst en de lonen van de gemeentearbeiders.
In 1925 nam hij ontslag als lid van de gemeenteraad uit onvrede over het functioneren van zijn SDAP-partijgenoten in de gemeenteraad. "Hij was in geen enkel opzicht tevreden over de gang van zaken in de socialistische raadsfractie” schreef een van de Brabantse dagbladen . "De heer Cohen, wiens ijver voor zijn zaak hem niet mag worden ontzegd kon zich met de werkwijze van de twee overige leden niet verenigen en zijn voornaamste grief was dat de zaak van de SDAP niet voldoende wordt behartigd. Hij kon dit niet meer aanzien en ten langen laatste besloot hij om maar op te stappen om op een ander terrein des te meer voor zijn partij te kunnen doen”. Barend Cohen kreeg het verwijt zeer ontactisch te zijn opgetreden door deze ontboezeming uitgerekend door het katholieke Dagblad van Noord-Brabant te laten optekenen. "Dit is koren op de molen van het Dagblad van Noord-Brabant dat natuurlijk zulke berichten niet zonder leedvermaak en bijbedoeling lanceert” .
In 1926 keerde Barend Cohen weer terug in de gemeenteraad van Breda. Soms stelde hij gevoelige kwesties aan de orde waardoor  het college van burgemeester en wethouders in uiterste verlegenheid werd gebracht. In 1927 werd  het dorp Borculo getroffen door een stormramp. Er was een hulpactie op gang gekomen maar de gemeenteraad weigerde een vergunning voor een collecte door het Rode Kruis af te geven. De achtergrond hiervoor was dat er stilzwijgend al eerder een vergunning voor een inzameling was afgegeven aan een Rooms-katholiek comité.
In 1927 was de SDAP met zes personen vertegenwoordigd in de Bredase gemeenteraad. Barend Cohen was opnieuw herkozen en nam in de fractie een prominente plaats in. Enige tijd later circuleerde het gerucht dat Barend Cohen Breda zou gaan verlaten omdat hij al enige tijd verbonden was aan een reclamebureau te Amsterdam . Maar dit gerucht bleek niet waar te zijn en Barend Cohen bleef in Breda wonen. Inmiddels had hij een bestaan gevonden in de loterijhandel en exploiteerde hij "Cohen’s Gelukskantoor” in de Cingelstraat. In 1930 kon door hem als agent van de Unie-loterij enkele hoofdprijzen van meerdere tienduizenden guldens aan de gelukkige winnaars worden uitgekeerd . Barend Cohen stond met beide benen in de Bredase samenleving en was een goed organisator. Hij was bestuurslid van meerdere culturele verenigingen w.o. de muziekvereniging "Kunst aan het Volk” en de toneelvereniging "Onze Vrije Uren”. Toch was er van assimilatie geen sprake en hij bleef hij trouw aan religie en traditie. Als er een joods soldaat verpleegd werd in het tegenover zijn huis gelegen hospitaal in de Cingelstraat, dan zorgde hij voor de kosjere voeding van de patiënt. Hij bleef de sjabbat in acht nemen ook al werd dit hem bijna onmogelijk gemaakt doordat de vergaderingen van de  Bredase gemeenteraad veelal op zaterdag werden gehouden.  
Barend Cohen was een gedreven socialist die openlijk voor zijn overtuiging uitkwam en bovendien was hij zionist. Dit maakte hem in sommige kringen niet populair. Maar de kleine Barend Cohen geloofde in een betere wereld, zonder armoede en zonder antisemitisme en zijn hele leven werd beheerst door het vaste geloof in deze idealen. De belangrijkste fase in zijn politieke leven was de periode 1933-1940 waarin onderwerpen als ontwapening, de achturenwerkdag, de staatspensioenen en de medezeggenschap van de arbeiders zijn bijzondere interesse hadden.
Op 9 januari 1941 kreeg Barend Cohen een brief van de Bredase burgemeester die hem schreef dat hij "de eer had” hem van zijn ontslag als raadslid op de hoogte te stellen. Barend Cohen en de zijnen werden op 9 april 1943 in Sobibor vermoord.


 

 

 

 

 

 

 

login / aanvragen